ECLI:NL:CRVB:2007:BA9949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juli 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Boorder, was niet verschenen op de zitting, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door A.M. Snijders. De Raad heeft de intrekking van de uitkering beoordeeld naar aanleiding van een besluit van het Uwv van 30 maart 2004, waarin werd gesteld dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door het Uwv in een later stadium, na bezwaar van appellante, gehandhaafd.
Appellante heeft in hoger beroep haar bezwaren herhaald, waarbij zij aanvoerde dat het Uwv geen eigen medisch onderzoek had uitgevoerd en dat er geen informatie van haar behandelend cardioloog was verstrekt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende onderbouwing hadden voor hun oordeel en dat appellante in de gelegenheid was gesteld om informatie van haar behandelend artsen aan te leveren, maar hiervan geen gebruik had gemaakt.
De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de conclusie van de rechtbank onderschreven dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen. De Raad heeft vastgesteld dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, adequaat waren gemotiveerd en dat er geen overschrijdingen waren van de belastbaarheid van appellante. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van appellante is ongegrond verklaard.