ECLI:NL:CRVB:2007:BA9778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bezwaar tegen WAO-besluit en de aanvang van de bezwaartermijn
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 november 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft een verweerschrift ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag wanneer de bezwaartermijn is aangevangen. Betrokkene heeft op 16 mei 2006 bezwaar gemaakt tegen het WAO-besluit, maar stelt dat hij dit besluit pas op 12 mei 2006 heeft ontvangen. Appellant daarentegen stelt dat het WAO-besluit op of kort na 8 februari 2006 is verzonden. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat het WAO-besluit daadwerkelijk op de eerder genoemde datum is verzonden. De Raad heeft geconcludeerd dat de bezwaartermijn pas is aangevangen op 13 mei 2006, wat betekent dat het bezwaar tijdig is ingediend.
De Raad heeft de argumenten van appellant niet gevolgd en heeft geoordeeld dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Tevens is appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die zijn begroot op € 686,70. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2007.