ECLI:NL:CRVB:2007:BA9628
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om terug te komen van besluit inzake schatting van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een verzoek van appellante om terug te komen van een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar WAO-uitkering met ingang van 3 februari 1997 heeft ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op het standpunt van de verzekeringsarts S.R. Portier, die oordeelde dat appellante per die datum geen beperkingen meer had en geschikt was voor haar maatgevende arbeid als pompbediende. Appellante heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend, waardoor het in rechte onaantastbaar is geworden. In 2004 heeft appellante een verzoek ingediend om terug te komen van dit besluit, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep tegen de afwijzing van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt appellante dat er wel nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om terug te komen van het eerdere besluit. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat voor een verzoek tot herziening op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden aangedragen. De Raad concludeert dat appellante geen nieuwe feiten heeft gepresenteerd die de afwijzing van het Uwv zouden kunnen rechtvaardigen. De stellingen van appellante over haar situatie in 1997 zijn niet relevant voor de beoordeling van het verzoek, omdat deze niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht het verzoek van appellante heeft afgewezen. De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden, omdat er geen termen aanwezig zijn voor een dergelijke vergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de beslissing openbaar is uitgesproken op 6 juli 2007.