ECLI:NL:CRVB:2007:BA9414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Beëindiging toeslag op grond van de Toeslagenwet en beoordeling van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 maart 2005. De zaak betreft de beëindiging van de toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) voor betrokkene, die per 23 juni 2001 samenwoonde met haar echtgenoot. Appellant had eerder besloten de toeslag te beëindigen en de teveel betaalde toeslag terug te vorderen. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de relevante feiten.
In hoger beroep heeft appellant betwist dat er onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden. De Centrale Raad overweegt dat betrokkene en haar echtgenoot ten tijde van belang gehuwd waren, en dat de rechtbank een onjuiste wettelijke maatstaf heeft aangelegd door te toetsen aan het criterium gezamenlijke huishouding. De Raad concludeert dat appellant had moeten beoordelen of betrokkene duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, en dat zij als ongehuwde in de zin van artikel 1, derde lid, onder b, van de TW diende te worden aangemerkt. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, en oordeelt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
De Centrale Raad van Beroep heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 644,-. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter, en de leden M.C. Bruning en F.J.L. Pennings. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M. Gunter.