ECLI:NL:CRVB:2007:BA8965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 8 juni 2005 een eerdere beslissing van het Uwv bevestigde. Appellant ontving sinds 19 februari 2003 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van de eerstejaars herbeoordeling werd appellant op 12 januari 2004 onderzocht door verzekeringsarts R.R.J. Weijers, die concludeerde dat appellant belastbaar was conform de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De bezwaarverzekeringsarts M. Carere heeft het dossier bestudeerd en appellant gesproken, en concludeerde dat er geen reden was voor verdergaande beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant per 9 mei 2004 juist was, maar vond de geschiktheid voor de eigen functie onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat zijn medische beperkingen onvoldoende in de FML zijn verwoord, met name zijn éénogigheid en de gevolgen daarvan voor computergebruik. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de oogklachten van appellant. De Raad vond dat de geduide functies de belastbaarheid van appellant niet overschreden en dat de stelling van appellant over de functie van surveillant bewakingsdienst onvoldoende onderbouwd was. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand had gelaten en bevestigde de aangevallen uitspraak.