ECLI:NL:CRVB:2007:BA8863
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant ontving sinds 27 januari 2003 een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts E. Elders, die concludeerde dat appellant over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikte, werd zijn uitkering per 6 november 2003 herzien naar een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant maakte bezwaar tegen deze herziening, omdat hij vond dat zijn medische klachten onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende gegevens had om tot een afgewogen oordeel te komen, maar dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering had. Dit leidde tot vernietiging van het besluit en de verplichting voor het Uwv om een nieuw besluit te nemen.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak opnieuw beoordeeld. Appellant voerde aan dat zijn lichamelijke en psychische klachten niet goed waren ingeschat en dat er geen lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek niet met de benodigde zorgvuldigheid was uitgevoerd, omdat de verzekeringsartsen geen rekening hadden gehouden met de pijnklachten die appellant had aangegeven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld. De kosten voor rechtsbijstand werden vastgesteld op € 644,- en het Uwv werd ook verplicht om het griffierecht van € 103,- aan appellant te vergoeden.