ECLI:NL:CRVB:2007:BA8846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake WAO-uitkering en redelijke termijn overschrijding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 november 2003, waarin de rechtbank het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vernietigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 juni 2007 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 11 januari 2007 een nader besluit heeft genomen, waarbij het Uwv aan appellant een WAO-uitkering heeft toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, ingaande 1 juni 1996. Dit besluit kwam tegemoet aan de bezwaren van appellant, waardoor de Raad oordeelde dat het beroep van appellant geacht moet worden mede gericht te zijn tegen dit besluit.
De Raad heeft ook overwogen dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure in totaal elf jaar en ruim vijf maanden heeft geduurd, waarbij geen rechtvaardiging is gevonden voor deze lange duur. De Raad heeft de redelijke termijn laten ingaan op 29 december 1995, de datum waarop appellant beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 27 december 1995. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 322,-. Tevens is het Uwv verplicht om het betaalde griffierecht van € 87,- aan appellant te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter M.M. van der Kade en de leden H.J. Simon en H.J. de Mooij, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier R. Roeland.