ECLI:NL:CRVB:2007:BA8763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsverlening; niet-ontvankelijkverklaring bezwaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 mei 2006, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht werd afgewezen. Het College had op 23 september 2005 het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden van het bezwaar niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. Appellante stelde dat de termijn van twee weken onredelijk kort was, omdat zij niet beschikte over het rapport van de sociale recherche dat aan het besluit ten grondslag lag.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gestelde termijn van twee weken voor het indienen van de gronden van het bezwaar onredelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Raad benadrukte dat een gemachtigde voldoende tijd moet krijgen om de relevante stukken te bestuderen en om de belangen van de cliënt adequaat te behartigen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waardoor het College verplicht werd om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellante.
Daarnaast werd het College veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 966,-- bedroegen, en diende de gemeente Utrecht het betaalde griffierecht van € 142,-- te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van redelijke termijnen in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor bestuursorganen om rekening te houden met de belangen van de betrokken partijen.