ECLI:NL:CRVB:2007:BA8258
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Vordering wegens teveel bijverdiensten in kader studiefinanciering en bezit OV-studentenkaart
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin een vordering wegens te veel bijverdiensten in het kader van studiefinanciering en het bezit van een OV-studentenkaart aan de orde is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juni 2007 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) van 18 januari 2005, waarin een vordering van in totaal € 1.709,88 was opgelegd wegens meerinkomen en het onterecht bezit van een OV-studentenkaart over het jaar 2001. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de IB-Groep ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 4 mei 2007 was appellante niet aanwezig, maar de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. drs. K. Meijer. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij in augustus 2001 telefonisch contact had opgenomen met de IB-Groep om haar recht op studiefinanciering stop te zetten, en dat de IB-Groep en de rechtbank ten onrechte aannamen dat zij een nullening had aangevraagd bij haar eerste aanvraag in 1996. Appellante stelde dat zij enkel een boete verschuldigd was voor het onterecht bezit van de OV-studentenkaart over de maanden september tot en met december 2001.
De Raad heeft echter geen grond gevonden voor het oordeel dat de vordering wegens meerinkomen niet in overeenstemming was met de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De Raad oordeelde dat appellante over het gehele jaar 2001 studiefinanciering had ontvangen en dat de IB-Groep terecht de periode van januari tot en met december 2001 had meegenomen in de berekening van het toetsingsinkomen. De Raad concludeerde dat de door appellante opgeworpen kwestie over de nullening niet relevant was, en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.