ECLI:NL:CRVB:2007:BA8251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5719 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging studiefinanciering op basis van aanvraagdatum

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 4 september 2006. Appellante, vertegenwoordigd door haar vader, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) dat haar verzoek om wijziging van de studiefinanciering had afgewezen. De IB-Groep had in een besluit van 12 januari 2006 aangegeven dat studiefinanciering niet kan worden toegekend voor een periode die ligt vóór de datum van indiening van de aanvraag, zoals vastgelegd in artikel 3.21 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).

De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep betoogde de vader van appellante dat persoonlijke omstandigheden, zoals examenstress en miscommunicatie met haar ouders, hadden geleid tot een ondoordachte keuze van appellante om haar aanspraak op een aanvullende beurs op te geven. Hij verzocht de Raad om deze keuze te herzien, vooral omdat de IB-Groep in het verleden wel een aanvullende beurs had toegekend voor de maanden januari tot en met augustus 2003.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de wet niet kan worden genegeerd op basis van persoonlijke omstandigheden. De Raad bevestigde dat het verzoek van appellante niet kon leiden tot toekenning van een aanvullende beurs met terugwerkende kracht, omdat de aanvraag pas op 12 december 2005 was ingediend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep geen doel trof en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

06/5719 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 4 september 2006, kenmerk 06/672 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 15 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
[W.], de vader van appellante, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2007. [W.] is verschenen namens appellante. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. drs. K. Meijer.
II. OVERWEGINGEN
Aan appellante is met ingang van september 2000 studiefinanciering toegekend in de vorm van een basisbeurs, een aanvullende beurs en een OV-studentenkaart.
Door middel van een wijzigingsformulier van 6 augustus 2003 heeft appellante te kennen gegeven dat zij de samenstelling van haar studiefinanciering wil wijzigen in die zin dat zij in het vervolg een basisbeurs, een OV-studentenkaart en een lening van € 80,- per maand wil ontvangen. Bij besluit van 8 augustus 2003 heeft de IB-Groep de samenstelling van de studiefinanciering conform deze aanvraag met ingang van 1 september 2003 veranderd. Bij wijzigingsformulier van 22 april 2004 heeft appellante te kennen gegeven dat zij de samenstelling van haar studiefinanciering met ingang van 1 mei 2004 wil wijzigen, dit keer in een basisbeurs, een OV-studentenkaart en een lening van € 400,- per maand. Bij besluit van 23 april 2004 heeft de IB-Groep dienovereenkomstig beslist.
Bij schrijven van 12 december 2005 heeft de vader van appellante namens appellante verzocht de rentedragende lening over de periode 1 september 2003 tot 1 september 2004 alsnog om te zetten in een aanvullende beurs.
Dit verzoek is afgewezen bij besluit van 12 januari 2006, aangezien in artikel 3.21 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is bepaald dat studiefinanciering niet wordt toegekend voor een periode die gelegen is voor de datum van indiening van de aanvraag. Het namens appellante tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij besluit van 24 februari 2006 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
De vader van appellante betoogt ook in hoger beroep dat appellante als gevolg van persoonlijke omstandigheden, examenstress en miscommunicatie met haar ouders per 1 september 2003 haar aanspraak op een aanvullende beurs heeft prijsgegeven en in plaats daarvan een lening heeft aangevraagd. Hij acht het redelijk en billijk dat de door appellante gemaakte keuze wordt teruggedraaid. Hij kan het bestreden besluit voorts niet rijmen met het feit dat de IB-Groep over de maanden januari tot en met augustus 2003 wel achteraf een aanvullende beurs heeft toegekend.
De Raad overweegt het volgende.
In artikel 3.21, tweede lid, van de Wsf 2000 is bepaald dat studiefinanciering niet wordt toegekend voor een periode die gelegen is voor de datum van indiening van de aanvraag. Het op 12 december 2005 ingediende verzoek kan dan ook niet tot toekenning van een aanvullende beurs met ingang van 1 september 2003 leiden. De omstandigheid dat appellante in augustus 2003 een onverstandige keus heeft gemaakt vormt geen reden om in haar geval de wet buiten toepassing te laten.
Appellante kan zich er niet met vrucht op beroepen dat aan haar wel met terugwerkende kracht een aanvullende beurs is toegekend over de maanden januari tot en met augustus 2003. Aan die toekenning lag immers een tijdige (in 2000 ingediende, per 1 september 2003 beëindigde) aanvraag ten grondslag.
Het hoger beroep treft dan ook geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.