ECLI:NL:CRVB:2007:BA8228

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/417 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigen bijdrage voor driewielfiets verstrekt aan gehandicapte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader van een gehandicapte dochter, die een driewielfiets in bruikleen heeft gekregen van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten. De vader heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde eigen bijdrage van € 240,-- die aan de ouders is opgelegd bij de verstrekking van de fiets. Het College heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met als argument dat de eigen bijdrage is gebaseerd op de kosten die een ieder maakt voor een gewone fiets, en dat deze kosten in mindering moeten worden gebracht op de tegemoetkoming. De rechtbank heeft het beroep van de vader tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep is gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het College de driewielfiets als een voorziening in natura heeft verstrekt. De Raad oordeelt dat de opgelegde eigen bijdrage niet in overeenstemming is met de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), omdat de Verordening van de gemeente Nuenen geen grondslag biedt voor het heffen van een eigen bijdrage bij de verstrekking van een voorziening in natura. De Raad concludeert dat de eigen bijdrage onterecht is opgelegd en vernietigt het besluit van het College, evenals de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad herroept het besluit van 1 juli 2004 voor zover het de eigen bijdrage betreft en bepaalt dat de gemeente het griffierecht van de vader vergoedt.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om duidelijk te maken welke kosten in rekening worden gebracht bij de verstrekking van voorzieningen aan gehandicapten, en dat eigen bijdragen alleen kunnen worden opgelegd als daar een deugdelijke grondslag voor bestaat volgens de geldende wet- en regelgeving.

Uitspraak

06/417 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), wettelijk vertegenwoordigd door haar vader [naam vader],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 25 november 2005, 04/3381 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten (hierna: College)
Datum uitspraak: 6 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
De vader van appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 25 april 2007. Partijen zijn daar niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De vader van appellante heeft op 4 februari 2004 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) voor appellante een voorziening aangevraagd in de vorm van een driewielfiets.
Bij besluit van 1 juli 2004 heeft het College de aanvraag van appellante toegewezen. Aan appellante is een driewielfiets in bruikleen verstrekt waarbij aan haar ouders een eigen bijdrage is opgelegd van € 240,--.
De vader van appellante heeft tegen het besluit van 1 juli 2004 bezwaar gemaakt voorzover daarbij een eigen bijdrage is opgelegd.
Bij besluit van 21 oktober 2004 heeft het College het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Hieraan ligt het standpunt ten grondslag, dat het beleid is, dat bij een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer uitsluitend de meerkosten, verbonden aan de met de handicap verband houdende voorziening, voor vergoeding in aanmerking komen. Kosten die moeten worden gerekend tot de kosten die een ieder maakt, in dit geval de kosten van aanschaf van een gewone fiets, zijn algemeen gebruikelijk en dienen volgens het College op de tegemoetkoming in mindering te worden gebracht. Bij de berekening van de als ‘eigen bijdrage’ in rekening gebrachte kosten heeft het College zich gebaseerd op de NIBUD-prijzengids 2002-2003, waarbij is uitgegaan van een redelijk eenvoudige, kwalitatief goede fiets en van een afschrijvingstermijn van zeven jaar.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 21 oktober 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het College aan de ingevolge de Wvg op hem rustende zorgplicht heeft voldaan.
De vader van appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 2, eerste lid, van de Wvg bepaalt, voor zover hier van belang, dat het gemeentebestuur zorg draagt voor de verlening van vervoersvoorzieningen aan in de gemeente woonachtige gehandicapten en dat het met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wvg daartoe bij verordening regels vaststelt.
Ingevolge artikel 6 van de Wvg kan het gemeentebestuur bij verordening bepalen dat de gehandicapte, voor zover de voorziening niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage is verschuldigd.
In de gemeente Nuenen is aan de in artikel 2, eerste lid, van de Wvg bedoelde regelingsopdracht voldaan door vaststelling van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Nuenen c.a. 2004 (hierna: Verordening).
Artikel 1.1 van de Verordening bepaalt (voor zover van belang):
In deze Verordening wordt verstaan onder:
(…)
k. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte.
(…)
n. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt.
Artikel 1.2 van de Verordening bepaalt (voor zover van belang):
(…)
3. Geen voorziening wordt toegekend:
a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen
gebruikelijk is;
(…)
Artikel 3.1 van de Verordening bepaalt (voor zover van belang):
Algemene omschrijving vervoersvoorzieningen
De door B&W te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:
(…)
b. een voorziening in natura in de vorm van
(…)
4. een ander verplaatsingsmiddel;
c. een financiële tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van:
(…)
5. aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel.
Uit het besluit van 21 oktober 2004 blijkt dat geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 6 van de Wvg is opgelegd, maar een soort besparingsbijdrage, op de grond dat appellante een driewielfiets verstrekt heeft gekregen waardoor zij zich de kosten van de aanschaf van een gewone fiets, die zij (wellicht) zou hebben aangeschaft indien zij niet gehandicapt was geweest, heeft kunnen besparen.
De besparingsbijdrage heeft het College gebaseerd op zijn beleid met betrekking tot financiële tegemoetkomingen. Voor het heffen van een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 6 van de Wvg bij het toekennen van een driewielfiets bevat de Verordening geen grondslag.
De Raad stelt vast dat het College appellante een driewielfiets in bruikleen heeft verstrekt. Gelet op de in artikel 1.1. van de Verordening gegeven definities van de begrippen financiële tegemoetkoming en voorziening in natura in combinatie met het bepaalde in artikel 3.1 onder b sub 4 van de Verordening, moet de driewielfiets als een voorziening in natura worden aangemerkt. Aangezien het beleid waarop het College het besluit heeft gebaseerd, uitsluitend betrekking heeft op financiële tegemoetkomingen en niet op voorzieningen in natura kan dit beleid reeds hierom geen grondslag vormen voor het besluit van 21 oktober 2004.
Een deugdelijke grondslag voor een besparingsbijdrage kan evenmin gevonden worden in het bepaalde in artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening. Deze bepaling ziet immers uitsluitend op de weigering algemeen gebruikelijke voorzieningen te verstrekken. Dat is hier echter niet aan de orde, omdat een driewielfiets geen algemeen gebruikelijke voorziening is en de gevraagde voorziening op die grond dan ook terecht niet is geweigerd.
Nu de Raad ook overigens niet is gebleken van het bestaan van een deugdelijke grondslag voor een besparingsbijdrage in het bepaalde bij of krachtens Wvg, dient het besluit van 21 oktober 2004 te worden vernietigd. Dit lot treft ook de aangevallen uitspraak, waarbij dat besluit in stand is gelaten. De Raad zal het besluit van 1 juli 2004 herrroepen, voor zover dat ziet op de oplegging van de ‘eigen (besparings)bijdrage’ van
€ 240,--.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 21 oktober 2004;
Herroept het besluit van 1 juli 2004 voorzover dit besluit ziet op de oplegging van de eigen bijdrage;
Bepaalt dat de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 140,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2007.
(get.) R.M. van Male.
(get.) R.L. Rijnen.