ECLI:NL:CRVB:2007:BA8086

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6880 WTS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding bezwaartermijn

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen het besluit van de IB-Groep ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een besluit van de IB-Groep van 20 april 2005. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift, die begon op 21 april 2005 en eindigde op 1 juni 2005, onverschoonbaar was overschreden. Appellant had zijn bezwaarschrift gedateerd op 13 juni 2005 ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant behandeld op 4 mei 2007, waarbij appellant zelf aanwezig was en de IB-Groep vertegenwoordigd werd door mr. drs. K. Meijer. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De enkele omstandigheid dat er geen rechtsmiddelenvoorlichting was gegeven, was volgens de Raad onvoldoende om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Er waren geen bijkomende omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigden.

De Raad heeft het hoger beroep van appellant verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 juni 2007, met J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden van de meervoudige kamer. De griffier M.C.T.M. Sonderegger was ook aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

06/6880 WTS
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 november 2006, 05/1449 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep)
Datum uitspraak: 15 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft bij schrijven van 4 december 2006 (met bijlagen) hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2007. Appellant is in persoon verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. drs. K. Meijer.
II. OVERWEGINGEN
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de IB-Groep van 20 april 2005. Het besluit bevat geen bezwaarclausule. Gelet op het bepaalde in artikel 6:7, gelezen in combinatie met artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de termijn om een bezwaarschrift in te dienen in dit geval begonnen op 21 april 2005 en liep deze tot en met 1 juni 2005. Het bezwaarschrift van appellant is gedateerd op 13 juni 2005.
Bij besluit van 13 oktober 2005 (bestreden besluit) heeft de IB-Groep het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard vanwege onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en hiertoe - samengevat - overwogen dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft hierbij gewezen op vaste jurisprudentie van de Raad waarin bepaald is dat het enkele ontbreken van rechtsmiddelenvoorlichting onvoldoende is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Van bijkomende omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
In hoger beroep heeft appellant enkel inhoudelijke gronden aangevoerd en heeft hij de Raad verzocht de zaak inhoudelijk te beoordelen.
De Raad stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank. In hoger beroep zijn geen gronden ingediend gericht tegen het in de aangevallen uitspraak gegeven oordeel ter zake van de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift gedateerd
13 juni 2005. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.
Aan een inhoudelijke beoordeling door de Raad van het besluit van 20 april 2005 komt de Raad niet toe.
Dit leidt ertoe dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.