ECLI:NL:CRVB:2007:BA8080

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4225 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitkering op grond van de Werkloosheidswet en het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 3 november 2005 een besluit genomen waarin het eerdere besluit van 3 december 2004, betreffende de aanvraag van een uitkering krachtens de Werkloosheidswet ingaande 1 november 2004, werd gehandhaafd. Appellante stelde dat het Uwv niet had voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid, omdat er geen onderzoek was gedaan naar haar beroep op het gelijkheidsbeginsel.

Tijdens de zitting op 23 mei 2007 was appellante niet verschenen, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door W.J.M.H. Lagerwaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat het Uwv de grondslag van het besluit niet langer handhaafde. De Raad oordeelde dat er geen onderzoek was gedaan naar de gegrondheid van het beroep op het gelijkheidsbeginsel, wat in strijd was met de vereiste zorgvuldigheid.

De Centrale Raad van Beroep vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 644,-- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 142,-- vergoeden aan appellante.

Uitspraak

06/4225 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 juni 2006, 05/2025 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 juni 2007.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.I. Olivier, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2007. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J.M.H. Lagerwaard, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Bij het op bezwaar gegeven besluit van 3 november 2005 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het besluit van 3 december 2004, genomen op de aanvraag van appellante van een uitkering krachtens de Werkloosheidswet ingaande 1 november 2004, onder wijziging van de motivering gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Nu namens het Uwv ter zitting van de Raad is meegedeeld dat de grondslag van het bestreden besluit niet langer wordt gehandhaafd, omdat dit besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen, doordat geen onderzoek is gedaan naar de gegrondheid van appellantes beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het bestreden besluit kan
-en in het verlengde daarvan de aangevallen uitspraak- om die reden niet in stand blijven.
De Raad acht termen aanwezig om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellante terzake van verleende rechtsbijstand, begroot op € 322,-- in beroep en op € 322,-- in hoger beroep, totaal derhalve € 644,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Draagt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ad € 142,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen als voorzitter en C.P.J. Goorden en B.M. van Dun als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.