ECLI:NL:CRVB:2007:BA8080
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitkering op grond van de Werkloosheidswet en het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 3 november 2005 een besluit genomen waarin het eerdere besluit van 3 december 2004, betreffende de aanvraag van een uitkering krachtens de Werkloosheidswet ingaande 1 november 2004, werd gehandhaafd. Appellante stelde dat het Uwv niet had voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid, omdat er geen onderzoek was gedaan naar haar beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Tijdens de zitting op 23 mei 2007 was appellante niet verschenen, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door W.J.M.H. Lagerwaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat het Uwv de grondslag van het besluit niet langer handhaafde. De Raad oordeelde dat er geen onderzoek was gedaan naar de gegrondheid van het beroep op het gelijkheidsbeginsel, wat in strijd was met de vereiste zorgvuldigheid.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 644,-- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 142,-- vergoeden aan appellante.