ECLI:NL:CRVB:2007:BA7777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning langdurigheidstoeslag op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin haar aanvraag voor een langdurigheidstoeslag op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) was afgewezen. Appellante, geboren in 1945, had op 16 november 2004 een aanvraag ingediend voor deze toeslag, maar het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost-Gelre had deze aanvraag op 25 januari 2005 afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, waaruit bleek dat appellante een arbeidsdeskundig onderzoek had ondergaan. Het College verklaarde het bezwaar tegen deze afwijzing ongegrond op 27 juni 2005, waarna appellante in beroep ging bij de rechtbank.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. De Raad concludeerde dat appellante ten tijde van de aanvraag recht had op een Wajong-uitkering, wat betekent dat zij voldeed aan de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het College ten onrechte had aangenomen dat de voorwaarden voor de toekenning van de langdurigheidstoeslag niet waren vervuld.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd het besluit van 27 juni 2005 vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. De Raad besloot dat appellante met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2004 recht had op de langdurigheidstoeslag van € 324,--. Daarnaast werd het College veroordeeld in de proceskosten van appellante, die werden begroot op € 644,--. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2007.