ECLI:NL:CRVB:2007:BA7360
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- M.C.T.M. Sonderegger
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene in het kader van de WAO en de noodzaak van nader onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had op 19 april 2005 geoordeeld dat het besluit van het Uwv om betrokkene per 6 januari 2004 geen WAO-uitkering toe te kennen, onterecht was. Het Uwv had in zijn besluit van 13 augustus 2004 gehandhaafd dat betrokkene niet in relevante mate arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Uwv nader onderzoek had moeten verrichten naar de geschiktheid van betrokkene voor gangbare arbeid. De Raad stelt vast dat de enkele omstandigheid dat het WSW-dienstverband van betrokkene is beëindigd, niet betekent dat hij geschikt is voor gangbare arbeid. De Raad concludeert dat op basis van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van betrokkene, er voldoende gangbare functies zijn die hij kan vervullen, wat leidt tot een verlies van verdiencapaciteit van minder dan 15%. Het hoger beroep van het Uwv is gegrond, en de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Het inleidend beroep van betrokkene wordt alsnog ongegrond verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.