ECLI:NL:CRVB:2007:BA7325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij aanvang verzekering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in een besluit van 9 augustus 2004 het bezwaar van appellante tegen de weigering van een WAO-uitkering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat appellante in aanmerking was gekomen voor arbeid in WSW-verband niet voldoende was om te concluderen dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. Appellante betwistte in hoger beroep dat haar psychische gesteldheid op 1 oktober 1999 zodanig was dat er sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. Ze voerde aan dat haar aanstelling in WSW-verband niet mogelijk zou zijn geweest als ze daadwerkelijk volledig arbeidsongeschikt was geweest.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv bevoegd was om de algehele arbeidsongeschiktheid van appellante bij aanvang van de verzekering op 1 oktober 1999 buiten beschouwing te laten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2007, met M.C.T.M. Sonderegger als griffier. Er werden geen termen gezien voor een vergoeding van proceskosten.