ECLI:NL:CRVB:2007:BA6882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering langdurigheidstoeslag op basis van inkomen uit Persoonsgebonden Budget voor verzorging gehandicapt kind
In deze zaak gaat het om de weigering van een langdurigheidstoeslag op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) aan appellanten, die een aanvraag hadden ingediend voor deze toeslag. Appellanten ontvingen vanaf oktober 1995 een inkomen dat niet hoger was dan de bijstandsnorm en hadden twee gehandicapte zonen, aan wie een Persoonsgebonden Budget (PGB) was toegekend. Met dit budget hebben zij zorg ingekocht, waarvoor zij een vergoeding ontvingen. De aanvraag voor de langdurigheidstoeslag werd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Scheemda afgewezen, omdat de ontvangen bedragen uit het PGB als inkomen uit arbeid werden aangemerkt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Groningen, die het beroep van appellanten ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de bedragen die appellante ontving uit de PGB's van haar zonen als inkomsten uit arbeid moeten worden beschouwd, omdat het gaat om een financiële tegenprestatie voor verrichte arbeid. De Raad verwees naar de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin wordt gesteld dat PGB's geen inkomen zijn, tenzij het wordt uitbetaald aan een gezinslid dat de verzorging op zich neemt. De Raad concludeerde dat de aanvraag voor de langdurigheidstoeslag terecht was afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G. van der Wiel als voorzitter en A.B.J. van der Ham en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 24 april 2007.