ECLI:NL:CRVB:2007:BA6862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandeling en de beoordeling van noodsituaties
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandeling was afgewezen. Appellante had op 4 oktober 2004 bijzondere bijstand aangevraagd, waarbij zij een begroting van haar tandarts had overgelegd, die de behandeling als zeer noodzakelijk beschouwde. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft de aanvraag op 5 november 2004 afgewezen, en deze afwijzing werd later gehandhaafd. Het College stelde dat de Ziekenfondswet en de Regeling tandheelkundige hulp ziekenfondsverzekering als voorliggende voorzieningen moesten worden beschouwd, en dat er geen zeer dringende redenen waren om van deze regel af te wijken.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de Ziekenfondswet ten tijde van belang als een toereikende en passende voorziening moest worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat er geen acute noodsituatie was die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigde, en dat de verklaringen van de tandarts van appellante niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een noodsituatie.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het College niet bevoegd was om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van de tandheelkundige behandeling. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor het benoemen van een deskundige, zoals door appellante was verzocht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 mei 2007.