ECLI:NL:CRVB:2007:BA6855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in hoger beroep inzake bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellante had bijstand ontvangen en was ontheven van de verplichtingen om betaald werk te vinden. Echter, het College herzag deze ontheffing en stelde nieuwe arbeidsverplichtingen vast. Na bezwaar van appellante werd de situatie aangepast, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was.
In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd gekeerd tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep moest echter ambtshalve beoordelen of appellante nog procesbelang had bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit de stukken bleek dat het College appellante op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) op 8 november 2006 ontheven had van de arbeidsverplichtingen tot 7 november 2007. Tevens was er geen sanctie opgelegd voor het niet nakomen van de eerdere verplichtingen, en appellante had ook geen schadevergoeding gevraagd.
Hierdoor concludeerde de Raad dat er geen procesbelang meer was voor appellante, wat leidde tot de beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 mei 2007, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.