ECLI:NL:CRVB:2007:BA6647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag individuele reïntegratieovereenkomst op basis van Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante had een aanvraag ingediend voor een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat het begrote bedrag van € 11.103,-- in het plaatsingsplan het maximumbedrag van € 5.000,-- overschreed, zoals vastgesteld in het Besluit beoordelingskader IRO. De rechtbank oordeelde dat appellante onvoldoende had aangetoond dat het hogere bedrag noodzakelijk was voor haar re-integratie en dat het Uwv terecht had gesteld dat het goedkopere alternatief niet was onderbouwd.
In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet en de relevante bepalingen. De Raad concludeerde dat het Uwv, rekening houdend met appellantes opleidingsniveau en werkervaring, terecht had geoordeeld dat de voorgestelde scholing niet noodzakelijk was. De Raad volgde de redenering van de rechtbank en het Uwv dat er geen bewijs was dat het hogere bedrag noodzakelijk was voor een adequate re-integratie. Appellante's argumenten dat er sprake was van een verboden onderscheid op basis van opleidingsniveau en dat het Uwv fouten had gemaakt die haar schade hadden berokkend, werden eveneens verworpen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er waren geen gronden voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding, aangezien het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter en C.P.J. Goorden en B.M. van Dun als leden, in aanwezigheid van griffier M.R.S. Bacon.