ECLI:NL:CRVB:2007:BA6447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van gezinsbijstand en de vraag van verjaring in bestuursrechtelijke context
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 mei 2007 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. De zaak betreft de terugvordering van gezinsbijstand die aan appellant en een medebewoner, [I.-K.], was verleend over de periode van 25 augustus 1994 tot en met 1 april 1999. Het College had in 1999 de bijstandsverlening ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat appellant en [I.-K.] niet hadden gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. Appellant heeft tegen het besluit van het College geen rechtsmiddel aangewend, terwijl [I.-K.] wel bezwaar en beroep heeft aangetekend. Na een uitspraak van de rechtbank in 2000 heeft het College het bezwaar van [I.-K.] gegrond verklaard en het terug te vorderen bedrag vastgesteld.
In 2006 heeft het College het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, wat door de voorzieningenrechter werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de brief van 27 februari 2006 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze slechts feitelijke informatie bevatte en niet gericht was op publiekrechtelijke rechtsgevolgen. De Raad benadrukt dat het leggen van loonbeslag een privaatrechtelijke handeling is en dat appellant de mogelijkheid heeft om een executiegeschil aanhangig te maken bij de civiele rechter. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.