ECLI:NL:CRVB:2007:BA6074

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-6373 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake WAO-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2004, waarin de rechtbank zich uitsprak over de toekenning van een WAO-uitkering. De gemachtigde van appellant, mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, heeft op 6 januari 2005 het hoger beroep ingediend en op 30 januari 2007 een aanvullend beroepschrift ingediend. Echter, op 6 februari 2007 heeft mr. De Roy van Zuydewijn het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding en wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de nieuwe beslissing van het Uwv, die op 5 februari 2007 door de Raad is ontvangen, volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft geoordeeld dat het verzoek om wettelijke rente moet worden toegewezen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie. Tevens is er een beslissing genomen over de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het beroep omdat het Uwv aan de indiener is tegemoetgekomen, het Uwv op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.

In de beslissing heeft de Centrale Raad van Beroep het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de renteschade en de kosten van appellant, alsook tot terugbetaling van het door appellant betaalde griffierecht van € 133,-. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2007, in aanwezigheid van griffier S. Sweep.

Uitspraak

04/6373 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2004, 04/385 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 25 mei 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 6 januari 2005 heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, zich als gemachtigde van appellant gesteld. Bij brief van 30 januari 2007 heeft mr. De Roy van Zuydewijn een aanvullend beroepschrift namens appellant ingediend.
Bij faxbericht van 6 februari 2007 heeft mr. De Roy van Zuydewijn, voornoemd, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
Het Uwv heeft bericht geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt vast dat de nieuwe ongedateerde beslissing, gevoegd bij het faxbericht van het Uwv hetwelk door de Raad is ontvangen op 5 februari 2007, geheel aan de bezwaren van appellant tegemoetkomt.
Namens betrokkene is verzocht om toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in die zin dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente. Ingevolge ’s-Raads jurisprudentie dient dit verzoek te worden toegewezen. Wat betreft de wijze waarop het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de aan appellant toekomende vergoeding van de schade, bestaande uit de wettelijke rente over de na te betalen uitkering, dient te berekenen volstaat de Raad met te verwijzen naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995/314.
Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de proceskosten oordeelt de Raad als volgt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Nu het Uwv niet heeft betwist dat aldus aan appellant is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van renteschade als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellant betaalde griffierecht van € 133,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S. Sweep als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2007.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) S. Sweep.