ECLI:NL:CRVB:2007:BA5961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens onvoldoende gegevensverstrekking
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug werd bevestigd. De intrekking vond plaats op basis van onvoldoende gegevensverstrekking door appellant, die zijn bijstandsuitkering ontving op grond van de Algemene bijstandswet (Abw). De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 mei 2007 uitspraak gedaan in deze zaak.
De procedure begon met een besluit van het College op 13 augustus 2003, waarin de bijstandsuitkering van appellant met ingang van 28 april 2003 werd beëindigd. Appellant had niet tijdig de gevraagde bankafschriften en andere documenten ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van het College. Het College verklaarde het bezwaar van appellant tegen de intrekking ongegrond, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het College niet voldoende had gemotiveerd waarom de bijstandsuitkering was ingetrokken, en droeg het College op om een nieuw besluit te nemen.
Na een nieuw besluit van het College op 4 mei 2005, waarin de intrekking opnieuw werd gehandhaafd, ging appellant in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het College terecht had aangenomen dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening, zoals vastgelegd in artikel 69, vierde lid, van de Abw. De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende gegevens had verstrekt en dat er geen dringende redenen waren om van intrekking af te zien.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en het College, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstandsuitkering rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.