ECLI:NL:CRVB:2007:BA5866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Weigering verhoging WAO-uitkering op basis van onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar beroep tegen de weigering van het Uwv om haar WAO-uitkering te verhogen, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 mei 2007 uitspraak gedaan. Appellante ontving sinds 19 maart 2001 een WAO-uitkering van 25-35% vanwege arbeidsongeschiktheid door een nekhernia, psoriasis en een aanpassingsstoornis. Ondanks meerdere ziekmeldingen, waaronder een ziekmelding op 21 november 2003, heeft het Uwv geweigerd de uitkering te verhogen, omdat de toegenomen beperkingen niet ten minste vier weken hadden geduurd.
De Raad heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank onbestreden geacht. Een medisch onderzoek op 13 april 2004 concludeerde dat de napijn van een eerdere behandeling niet langer dan twee tot drie weken had geduurd en dat de arbeidsbeperkingen niet significant waren toegenomen. Het Uwv handhaafde zijn besluit om de uitkering niet te verhogen, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de rugklachten van appellante een andere ziekteoorzaak vormden dan die voor de oorspronkelijke WAO-toekenning. De Raad concludeerde dat de toename van beperkingen na de laatste ziekmelding niet aan de vereisten voldeed voor een verhoging van de uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van de gronden, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.