ECLI:NL:CRVB:2007:BA5332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten vloerbedekking, verf en gordijnen
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellante, die op 4 maart 2004 verhuisde naar een grotere woning in Amsterdam. Op 16 maart 2004 diende zij een aanvraag in voor bijzondere bijstand ter dekking van de kosten voor vloerbedekking, verf en gordijnen, welke kosten reeds door haar tante waren voorgeschoten. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam wees de aanvraag af op 19 april 2004, en verklaarde het bezwaar ongegrond op 16 september 2004. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 20 februari 2006, waartegen appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 april 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad overwoog dat de aanvraag van appellante materieel gezien niet voldeed aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand, omdat zij op het moment van aanvraag al over de middelen beschikte om in de kosten van de aanschaf te voorzien. De Raad verwees naar artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet werk en bijstand (WWB), dat bepaalt dat iemand die bijstand vraagt voor het aflossen van een schuldenlast, geen recht heeft op bijstand als hij of zij over middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er zeer dringende redenen waren voor het verlenen van bijzondere bijstand, zoals bedoeld in artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB. De door appellante gestelde noodzaak om te verhuizen in verband met bedreiging door haar ex-partner was niet onderbouwd met objectieve gegevens. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskostenveroordeling af.