ECLI:NL:CRVB:2007:BA5118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- M.C.T.M. Sonderegger
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van studiefinanciering en terugvordering van onterecht verstrekte bedragen
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering die aan betrokkene is verstrekt door de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IBG). Betrokkene ontving per 1 januari 2004 studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs en een OV-kaart. Echter, op 28 mei 2004 heeft de IBG, met toepassing van artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), het recht op studiefinanciering herzien en vastgesteld dat betrokkene geen recht had op deze financiering. De IBG vorderde vervolgens de onterecht uitbetaalde bedragen en de ontstane OV-schuld terug van betrokkene. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit werd door de IBG ongegrond verklaard op 2 augustus 2004.
Betrokkene ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Almelo oordeelde dat de IBG niet in redelijkheid gebruik had gemaakt van haar bevoegdheid om de studiefinanciering te herzien. De IBG ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de IBG wel degelijk bevoegd was tot herziening, maar dat de wijze waarop zij deze bevoegdheid had uitgeoefend ter discussie stond. De Raad concludeerde dat de IBG onterecht had gehandeld door de studiefinanciering over de gehele periode te herzien, terwijl zij zelf een aandeel had in de onterechte toekenning.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidend beroep alsnog ongegrond. Tevens werd het besluit van 22 september 2005, dat was genomen ter uitvoering van de vernietigde uitspraak, ook vernietigd. De Raad oordeelde dat er geen termen waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en M.C.T.M. Sonderegger als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2007.