ECLI:NL:CRVB:2007:BA5100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2009 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor reïntegratietraject en schadevergoeding in het kader van de WWB

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant P.A. Rechsteiner tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 maart 2006, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Helden ongegrond werd verklaard. Appellant ontving een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en verzocht in april 2005 om toestemming om deel te nemen aan een reïntegratietraject via Best Alert Security College B.V. Het College weigerde deze toestemming en verklaarde dat de kosten van het traject niet vergoed zouden worden. De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaarde het verzoek van appellant tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. De rechtbank bevestigde vervolgens het standpunt van het College in de aangevallen uitspraak.

In hoger beroep verzocht appellant niet alleen om herziening van de eerdere uitspraak, maar ook om schadevergoeding. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College onder voorwaarden toestemming had verleend voor het volgen van het reïntegratietraject en dat appellant zich akkoord had verklaard met deze voorwaarden. Aangezien appellant het traject had afgerond en de kosten door zijn vader waren betaald, was er geen procesbelang meer bij een beoordeling van de eerdere uitspraak. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat appellant geen bewijs had geleverd voor de gestelde schade, die bovendien niet gerelateerd was aan de kosten van het reïntegratietraject. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 1 mei 2007.

Uitspraak

06/2009 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 maart 2006, 05/1183 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Helden (hierna: College)
Datum uitspraak: 1 mei 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant P.A. Rechsteiner hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2007. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door S.R. Schipperheijn, werkzaam voor de gemeente Helden.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant ontving een bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), naar de norm voor gehuwden.
Bij brief van 15 april 2005 heeft appellant het College verzocht deel te mogen nemen aan een reïntegratietraject via Best Alert Security College B.V. (hierna: Best Alert).
Bij besluit op bezwaar van 12 juli 2005 heeft het College zijn standpunt gehandhaafd - voorzover hier van belang - dat voor het volgen van het door appellant bedoelde reïntegratietraject geen toestemming wordt verleend en dat de kosten van dat traject niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond heeft bij uitspraak van 3 oktober 2005 het verzoek van appellant tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 12 juli 2005 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - als volgt overwogen, waarbij voor verweerder het College moet worden gelezen en voor eiser appellant:
“Ter zitting van de voorzieningenrechter op 3 oktober 2005 is gebleken dat verweerder - onder voorwaarden - toestemming heeft verleend tot het volgen [van] de opleiding bij Best Alert gedurende 15 weken. Ter zitting heeft eiser zich met de (reïntegratie-)voorwaarden die door verweerder in dat kader aan de WWB-uitkering zijn verbonden, waaronder een medisch onderzoek, akkoord verklaard.
Ter zitting van de rechtbank heeft eisers gemachtigde desgevraagd ten aanzien van het bestreden besluit aangegeven dat eiser uitsluitend heeft verzocht om toestemming tot het volgen van de opleiding bij Best Alert en niet om vergoeding van de kosten daarvan.”
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en daarbij tevens verzocht om schadevergoeding.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt vast - gelet op hetgeen de rechtbank ter zake heeft overwogen - dat het College aan appellant, onder voorwaarden, toestemming heeft verleend tot het volgen van het reïntegratietraject via Best Alert en dat appellant zich akkoord heeft verklaard met die voorwaarden. Gebleken is dat appellant dit traject heeft afgerond en dat de daaraan verbonden kosten door zijn vader zijn betaald.
Appellant stelt dat hij schade heeft geleden
De Raad stelt voorts vast dat appellant ten aanzien van zijn verzoek om schadevergoeding geen begin van bewijs heeft geleverd waaruit de gestelde schade bestaat en dat die schade in elk geval niet ziet op de kosten verbonden aan het door appellant via Best Alert gevolgde reïntegratietraject.
Een en ander brengt mee dat appellant geen rechtens te respecteren, tot zijn persoon te herleiden belang meer heeft bij een beoordeling ten gronde van de aangevallen uitspraak en het besluit van 28 juli 2005.
Daar waar niet (meer) van enig procesbelang bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak en het besluit van 28 juli 2005 is gebleken, dient, gezien het voorafgaande, het hoger beroep wegens vervallen procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en G. van der Wiel en
C. van Viegen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L. Jörg
als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2007.