ECLI:NL:CRVB:2007:BA5099

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-1254 WTS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tegemoetkoming onderwijsbijdrage wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 januari 2005, waarin de aanvraag om tegemoetkoming voor het schooljaar 2002-2003 door de IB-Groep was afgewezen. De aanvraag was te laat ingediend, namelijk op 12 november 2003, terwijl de uiterste datum voor indiening 31 juli 2003 was. De IB-Groep had de aanvraag niet in behandeling genomen, ondanks dat appellante had verzocht om toepassing van de hardheidsclausule, omdat zij in een psychiatrische inrichting was opgenomen vlak voor de deadline. De IB-Groep oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat appellante haar aanvraag niet binnen een redelijke termijn na haar ontslag uit de inrichting had ingediend.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2006 was appellante aanwezig, maar na een schorsing om haar in de gelegenheid te stellen een psychiatrisch rapport in te dienen, heeft zij niets meer van zich laten horen. De zitting werd op 23 maart 2007 voortgezet, maar appellante was opnieuw niet verschenen. De Raad heeft de argumenten van appellante en de IB-Groep overwogen en geconcludeerd dat de IB-Groep binnen de grenzen der redelijkheid heeft gehandeld door de aanvraag niet in behandeling te nemen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter J. Janssen en de leden J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen betrokken waren. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 mei 2007, in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger.

Uitspraak

05/1254 WTS
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 januari 2005, nr. 04/393 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 4 mei 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2006. Appellante is in persoon verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om appellante in de gelegenheid te stellen een psychiatrisch rapport in het geding te brengen.
Appellante heeft, ondanks rappel, niets meer van zich laten horen.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 23 maart 2007. Appellante is niet verschenen. De IB-Groep was wederom vertegenwoordigd door mr. Merema.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 3.8, tweede lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) kon een aanvraag om tegemoetkoming voor het schooljaar 2002-2003 uiterlijk op 31 juli 2003 worden ingediend. Appellante heeft haar aanvraag ingediend op 12 november 2003. De IB-Groep heeft bezien of de aanvraag met toepassing van haar op de hardheidsclausule (artikel 11.4 van de Wtos) gebaseerde beleid toch nog in behandeling kon worden genomen. De IB-Groep heeft geweigerd de hardheidsclausule toe te passen en heeft daarbij overwogen dat de opname van appellante in een psychiatrische inrichting weliswaar kan worden aangemerkt als een acute noodsituatie in de laatste dagen voor het einde van de aanvraagtermijn, maar dat er niettemin geen aanleiding is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, omdat de aanvraag niet binnen redelijke termijn (dat is zes weken) na afloop van de overmachtsituatie is ingediend.
De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat het vorenbedoelde beleid binnen de grenzen der redelijkheid is gelegen.
Het geschil spitst zich bijgevolg toe op de vraag of appellante haar aanvraag heeft ingediend binnen zes weken na afloop van de overmachtsituatie.
De IB-Groep is er vanuit gegaan dat appellante na haar ontslag uit de gedwongen opname in een psychiatrische inrichting niet meer in de absolute onmogelijkheid verkeerde om een aanvraag in te dienen. Appellante heeft aangevoerd dat zij na haar ontslag uit de inrichting nog helemaal niet in orde was. Zij heeft ter zitting aangegeven dat haar onvermogen om in de eerste tijd na haar ontslag ook maar enigszins normaal te functioneren bevestiging vindt in een in haar bezit zijnd psychiatrisch rapport. De Raad heeft appellante daarop in de gelegenheid gesteld dit rapport in het geding te brengen. Appellante heeft vervolgens echter niets meer van zich laten horen. De Raad kan derhalve, bij gebrek aan andersluidende objectieve gegevens, slechts vaststellen dat er voor de IB-Groep geen grond was om uit te gaan van een ander tijdstip van beëindiging van de overmachtsituatie dan de dag van ontslag uit de psychiatrische inrichting.
Het hoger beroep treft bijgevolg geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en
I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2007.
(get.) J. Brand.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
MH