ECLI:NL:CRVB:2007:BA5096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen besluiten Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 7 januari 2005, waarbij appellant werd medegedeeld dat hij recht had op enkelvoudige kinderbijslag en een waarschuwing ontving wegens het niet tijdig doorgeven van een wijziging in zijn gezinssituatie. Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen deze besluiten, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Appellant stelde dat hij door een medewerker van de Svb was geïnformeerd dat hij moest afwachten en dat dit de reden was voor de termijnoverschrijding.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing van de Svb ongegrond verklaard, omdat de door appellant aangevoerde reden voor de termijnoverschrijding niet als verschoonbaar werd beschouwd. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend, conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Aangezien appellant pas op 21 februari 2005 bezwaar had aangetekend, was het bezwaar niet tijdig. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten.