ECLI:NL:CRVB:2007:BA4819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- M.C.T.M. Sonderegger
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake vordering wegens teveel bijverdiensten in het kader van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2006. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de IB-Groep, dat een vordering wegens teveel aan eigen bijverdiensten vaststelde, ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe grieven aangevoerd die niet al in de eerdere procedure waren besproken. De Raad oordeelt dat het hoger beroep derhalve geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak.
De zaak betreft een vordering van de IB-Groep van € 1.360,23, die voortvloeit uit de vaststelling van teveel bijverdiensten in het kader van de Wet studiefinanciering 2000. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de grieven van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet kunnen slagen. De rechtbank heeft terecht het begrip studiefinanciering zoals omschreven in de wet als uitgangspunt genomen en heeft geoordeeld dat er geen plaats is voor een uitleg aan de hand van het algemeen spraakgebruik of woordenboeken zoals 'Van Dale'.
Daarnaast heeft de Raad opgemerkt dat er geen bewijs is dat de IB-Groep relevante toezeggingen heeft gedaan die de uitvoering van de wettelijke verplichting tot vaststelling van de vordering zouden uitsluiten. De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is voor matiging van de vordering op basis van de geldende wettelijke bepalingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in tegenwoordigheid van de griffier hebben uitgesproken in het openbaar.