ECLI:NL:CRVB:2007:BA3973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H.G. Rottier
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van eerdere uitspraken inzake ziekengeld en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Roermond, waarin de rechtbank de beroepen tegen de besluiten van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 19 februari 2002 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het Uwv beëindigde de ZW-uitkering van appellant met ingang van 18 augustus 2004. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 20 september 2004, maar werd door verzekeringsarts Jagt op 28 september 2004 hersteld verklaard. Het Uwv verklaarde het bezwaar tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de bevindingen van de verzekeringsartsen voldoende waren om de besluiten te onderbouwen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraken van de rechtbank. De Raad overweegt dat appellant, ondanks zijn psychische klachten, in staat was om lichte werkzaamheden te verrichten. De Raad wijst erop dat de medische informatie die appellant in hoger beroep heeft ingediend, geen nieuwe inzichten biedt die de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv kunnen weerleggen. De Raad concludeert dat appellant niet ongeschikt was voor zijn arbeid op de relevante data en dat de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd dienen te worden. De Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden, aangezien er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.