ECLI:NL:CRVB:2007:BA3016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aflossingsverplichting bijstandsschuld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 10 april 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 januari 2006. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat de aflossingsverplichting voor een bijstandsschuld had verhoogd. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 20 maart 2007 was appellant niet aanwezig, maar het College werd vertegenwoordigd door mr. V. Wiegman.
De CRvB heeft vastgesteld dat de schuld van appellant op 23 januari 2007 volledig was afgelost. Hierdoor kon de Raad niet ingaan op de vraag of het College de aflossingsverplichting terecht had verhoogd. Aangezien appellant geen schadevergoeding had gevorderd en er geen procesbelang meer was, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en J.J.A. Kooijman als leden, en in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de gevolgen van het volledig aflossen van een schuld voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De CRvB heeft hiermee een duidelijke lijn getrokken over de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld, vooral in zaken die betrekking hebben op sociale zekerheidsrecht.