ECLI:NL:CRVB:2007:BA2874
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens schending inlichtingenverplichting door betrokkenheid bij drugshandel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin hun aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) was afgewezen. De aanvraag werd afgewezen omdat de betrokkenen, die zich op 10 december 2004 hadden gemeld voor bijstand, niet voldoende objectieve en verifieerbare gegevens hadden verstrekt over hun inkomen en vermogen. Dit was het gevolg van hun betrokkenheid bij drugshandel, wat door de politieregio Limburg Noord was vastgesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellanten in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten hadden aangedragen die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad benadrukte dat er geen reden was om de afloop van de strafzaak af te wachten, en dat de afwijzing van de aanvraag op basis van de WWB terecht was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en de Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en C. van Viegen en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 april 2007, in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom.