ECLI:NL:CRVB:2007:BA2356

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6529 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding bezwaartermijn in sociale zekerheidszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep tegen een besluit van Agis Zorgverzekeringen werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 maart 2007 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vraag of appellant tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van Agis van 17 juni 2004, waarin zijn aanvraag voor vergoeding van behandelingskosten werd afgewezen. Appellant heeft op 27 juli 2004 bezwaar gemaakt, maar Agis ontving dit bezwaar pas op 2 augustus 2004, wat na de wettelijke termijn van zes weken was. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 18 juni 2004 begon en dat de laatste dag voor het indienen van het bezwaar 29 juli 2004 was. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie die stelt dat het risico van niet-aangetekende verzending voor rekening van de indiener komt. Hierdoor concludeert de Raad dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. De eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van Agis worden vernietigd. Tevens wordt Agis veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, vastgesteld op € 322,--, en het griffierecht van € 140,-.

Uitspraak

05/6529 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29 september 2005, 05/1639 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
O.W.M. Agis Zorgverzekeringen u.a., gevestigd te Amersfoort, (hierna: Agis)
Datum uitspraak: 28 maart 2007.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Agis heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2007. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Klinkert, advocaat te Utrecht. Agis heeft zich heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A. Wood.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Agis heeft de aanvraag van appellant om vergoeding van de kosten van zijn behandeling in de Nederlandse Obesitas Kliniek in Hilversum op grond van het bepaalde bij en krachtens de Ziekenfondswet bij besluit van 17 juni 2004 afgewezen.
Appellant heeft tegen dat besluit bij brief van 27 juli 2004 bezwaar gemaakt.
Agis heeft het bezwaar bij besluit van 9 februari 2005 ongegrond verklaard.
In de aangevallen uitspraak is het beroep van appellant tegen het besluit van 9 februari 2005 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad dient ambtshalve de vraag te beantwoorden of appellant tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 17 juni 2004.
De Raad stelt vast dat appellant tegen dat besluit bij brief van 27 juli 2004 bezwaar heeft gemaakt. Dat bezwaar is blijkens het door Agis op de brief geplaatste stempel op 2 augustus 2004 bij Agis ontvangen. Het proces verbaal van de zitting bij de rechtbank houdt in dat appellant verklaard heeft dat hij aan Agis een excuusbrief heeft gezonden voor het te late indienen van het bezwaarschrift. Appellant heeft tevens verklaard dat hij de brief van 27 juli 2004 ook op die datum heeft verstuurd. De gemachtigde van Agis heeft ter zitting van de rechtbank de envelop getoond waarin het bezwaarschrift is verstuurd. Geconcludeerd is dat 30 juli 2004 de datum van het daarop geplaatste poststempel is.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant tijdig bezwaar heeft gemaakt. Zij heeft overwogen dat het gezien diens toelichting genoegzaam aannemelijk is dat appellant het bezwaarschrift op 27 juli 2004 ter post heeft bezorgd. Voor zover hieraan getwijfeld zou kunnen worden, heeft zij aangenomen dat het bezwaarschrift in elk geval niet later dan
29 juli 2004 ter post is bezorgd, nu ter zitting is geconstateerd dat de enveloppe die zich in het dossier van gedaagde bevindt het poststempel 30 juli 2004 draagt.
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt:
“De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.”
Artikel 6:8 van de Awb luidt:
“1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.(…)”
Artikel 6:9 van de Awb luidt:
“(…) 2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.”
De Raad stelt vast dat het besluit van 17 juni 2004 op die datum is verzonden zodat de bezwaartermijn op 18 juni 2004 is aangevangen. Dit betekent dat de laatste dag van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift in dit geval 29 juli 2004 was.
Vastgesteld moet verder worden dat appellant het bezwaarschrift op enig moment ter post heeft bezorgd en dat dit op
2 augustus 2004 bij Agis is ingekomen. Het is derhalve binnen een week na afloop van de termijn ontvangen.
De Raad acht echter niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn, dus uiterlijk op 29 juli 2004, ter post is bezorgd. Appellant heeft weliswaar verklaard dat hij het op 27 juli 2004 ter post heeft bezorgd, maar hij heeft die verklaring niet met verifieerbare objectieve gegevens onderbouwd.
De omstandigheid dat de envelop bij Agis inmiddels is zoekgeraakt kan, noch daargelaten dat deze door TPG Post op 30 juli 2004 en dus na afloop van de termijn is afgestempeld, appellant niet ten voordele strekken. Uit ’s Raads vaste jurisprudentie vloeit voort dat degene die ervoor kiest geen gebruik te maken van het middel van aangetekende verzending, daarvan het risico heeft te dragen. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 9 juni 2006, LJN: AX9280.
Het vorenstaande betekent dat appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt.
De Raad is niet gebleken van omstandigheden die moeten leiden tot het oordeel dat appellant redelijkerwijs niet in verzuim is geweest door niet tijdig bezwaar te maken.
Het vorenstaande betekent dat Agis en de rechtbank ten onrechte hebben geoordeeld dat het gemaakte bezwaar ontvankelijk is. De aangevallen uitspraak en het besluit van 9 februari 2005 dienen derhalve te worden vernietigd. De Raad zal toepassing geven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb en bepalen dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Raad acht termen aanwezig om Agis te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 9 februari 2005;
Verklaart het bezwaar tegen het besluit van 17 juni 2004 niet-ontvankelijk;
Veroordeelt Agis tot vergoeding van de proceskosten van appellant, in totaal € 322,--.
Bepaalt dat Agis het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 140,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2007.
(get.) R.M. van Male.
(get.) S.R. Bagga.