ECLI:NL:CRVB:2007:BA2351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H.G. Rottier
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid van betrokkene
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had op 7 juli 2004 geoordeeld dat het Uwv onterecht had geconcludeerd dat betrokkene, geboren in 1972 en werkzaam als wasserijmedewerkster, per 18 februari 2002 niet arbeidsongeschikt was in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Betrokkene was sinds 19 februari 2001 uitgevallen vanwege psychische klachten. Het Uwv had in april 2002 vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was, maar de rechtbank oordeelde dat de deskundige die door de rechtbank was ingeschakeld, had geconcludeerd dat betrokkene meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen.
In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat de deskundige zijn conclusies niet had gemotiveerd en dat de rechtbank onvoldoende had gereageerd op de betwisting van het Uwv. De Raad heeft echter geoordeeld dat de deskundige zijn eerdere conclusies had gehandhaafd en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van zijn rapportage te twijfelen. De Raad heeft de argumenten van het Uwv verworpen en bevestigd dat er sprake was van ernstige depressieve klachten bij betrokkene, wat leidde tot extra arbeidsbeperkingen.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 644,--. Tevens werd bepaald dat er griffierecht van € 428,-- moest worden geheven. De uitspraak is gedaan op 4 april 2007.