ECLI:NL:CRVB:2007:BA1847
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Weigering van aanvullend bedrijfskrediet op basis van levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 30 september 2005 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer ongegrond verklaarde. Het College had de aanvraag van appellant voor een aanvullend bedrijfskrediet van € 4.000,-- afgewezen, omdat er geen vertrouwen meer was in de levensvatbaarheid van het bedrijf. Dit advies was gebaseerd op eerdere adviezen van het IMK, die op 9 juni en 27 augustus 2004 waren uitgebracht. Appellant had geen concrete contacten die tot mogelijke opdrachten konden leiden, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag op 1 september 2004 en de handhaving daarvan na bezwaar op 20 december 2004.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij zijn bedrijf per 19 oktober 2004 heeft moeten beëindigen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het bedrijf van appellant inmiddels geruime tijd is opgeheven. Aangezien appellant geen schadevergoeding heeft gevorderd en er geen procesbelang meer is, heeft de Raad geoordeeld dat appellant geen rechtens te respecteren belang meer heeft bij een beoordeling van het besluit van 20 december 2004. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij R.H.M. Roelofs als voorzitter fungeerde. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2007, in aanwezigheid van griffier P.N. Rijnsewijn.