ECLI:NL:CRVB:2007:BA1016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/6424 WSF, 05/6425 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming en verdedigingsbeginsel in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 28 oktober 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de ouderlijke bijdrage voor de studerende zoon van betrokkene. Appellant verzocht om beperking van de kennisneming van bepaalde stukken, omdat deze privacygevoelige gegevens bevatten, waaronder inkomensgegevens van de ex-echtgenote van betrokkene. De Centrale Raad van Beroep heeft, na verkregen toestemming van partijen, besloten dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek is gesloten.

De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet partijen de Raad kunnen verzoeken om beperking van de kennisneming van stukken, indien daarvoor gewichtige redenen zijn. Echter, gewichtige redenen zijn niet aanwezig als er een verplichting bestaat om informatie te verstrekken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur. In dit geval heeft de Raad geoordeeld dat de redenen die appellant aanvoert voor beperking van de kennisneming niet opwegen tegen het belang van betrokkene bij het verdedigingsbeginsel.

De Raad heeft besloten dat de gevraagde beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is en heeft het stuk waarvan beperking is verzocht, teruggezonden aan appellant met de uitnodiging om dit stuk desgewenst opnieuw in te zenden. De behandeling van het hoger beroep zal worden voortgezet door een andere kamer. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2007.

Uitspraak

Uitspraak
05/6424 WSF
05/6425 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
B E S L I S S I N G
inzake de toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met de artikelen 8:29 en 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
de Hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellant),
en
[betrokkene] (hierna: betrokkene),
Datum uitspraak: 9 februari 2007
I. INLEIDING
Appellant heeft op daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 28 oktober 2005, 04/763 en 04/1197, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Bij brief van 10 augustus 2006 heeft appellant op verzoek van de Raad nadere gegevens, waaronder (inkomens)gegevens van de ex-echtgenote van betrokkene, ingestuurd en de Raad verzocht om beperking van de kennisneming van die gegevens overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb. Bij brief van 25 september 2006 is dit verzoek
-desgevraagd- nader toegelicht.
Met betrekking tot dat verzoek heeft de Raad na verkregen toestemming van partijen met toepassing van artikel 8:57 van de Awb bepaald dat een zitting achterwege blijft en dat het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
De procedure ziet op door appellant genomen besluiten met betrekking tot de vaststelling van de ouderlijke bijdrage over verschillende tijdvakken ten behoeve van betrokkene’s studerende zoon [S.].
Appellant’s verzoek om beperking van de kennisneming heeft betrekking op een berekening van de veronderstelde ouderlijke bijdrage over het studiefinancieringstijdvak 2004, waarin privacygevoelige gegevens, te weten (inkomens)gegevens van de ex-echtgenote van betrokkene, zijn verwerkt.
Naar aanleiding van hetgeen in het kader van dit verzoek is aangevoerd overweegt de Raad als volgt.
Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet kunnen partijen die verplicht zijn stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de Raad mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de stukken. Op grond van het bepaalde in artikel 8:29, tweede lid, van de Awb in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet zijn gewichtige redenen voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen. Ingevolge artikel 8:29, derde lid, van de Awb in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet beslist de Raad of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
Appellant heeft het verzoek om beperking van de kennisneming van de op 10 augustus 2006 ingestuurde brief doen steunen op de overweging dat deze privacygevoelige gegevens bevat, te weten een berekening van de veronderstelde ouderlijke bijdrage over het studiefinancieringstijdvak 2004, waarin inkomensgegevens van de ex-echtgenote van betrokkene zijn verwerkt.
Betrokkene is bij brief van 19 december 2006 van het verzoek van appellant op de hoogte gesteld. Hij heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd, en desgevraagd in een verklaring d.d. 21 januari 2007 toestemming gegeven om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
Na kennis te hebben genomen van het in het geding zijnde stuk, is de Raad tot het oordeel gekomen dat aan de door appellant aangevoerde redenen niet een zodanig gewicht toekomt dat beperking van de kennisneming van het hier bedoelde stuk opweegt tegen het belang van betrokkene bij inachtneming van het verdedigingsbeginsel.
Het stuk waarvan beperking van de kennisneming is verzocht zal aan appellant worden teruggezonden met de uitnodiging dit stuk desgewenst wederom in te zenden.
De behandeling van het hoger beroep zal worden voortgezet door een andere kamer.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bepaalt dat de gevraagde beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is.
Aldus gegeven door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en R.C. Stam als leden, in tegenwoordigheid van
J.D. Streefkerk als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2007.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.D. Streefkerk.