ECLI:NL:CRVB:2007:BA0919
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering zonder dringende redenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2006, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 maart 2007 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 06/5797 WAO. De rechtbank had geoordeeld dat het besluit van 18 maart 2005, waarbij de uitbetaling van de WAO-uitkering van appellant werd herzien, in rechte vaststaat. De rechtbank stelde vast dat er geen dringende redenen waren om af te zien van de terugvordering van de uitkering. Appellant had aangevoerd dat er geen herzieningsbeslissing was genomen en dat de onzorgvuldigheid van het Uwv zwaarder zou moeten wegen dan de plicht tot terugvordering. De Raad oordeelde echter dat de gestelde onzorgvuldigheid van het Uwv niet kan worden aangemerkt als een dringende reden om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad concludeerde dat er voldoende rechtsgrond voor terugvordering aanwezig was, gezien de inkomsten uit arbeid van appellant die gevolgen hadden voor zijn uitkering. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier J.J. Janssen.