ECLI:NL:CRVB:2007:BA0722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en schatting WAO-uitkering na bezwaar
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle, die op 7 juli 2004 haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Appellante had zich op 25 oktober 1999 ziek gemeld vanwege klachten aan haar rechterpols en -hand, en later ook psychische klachten. De verzekeringsarts stelde op 29 september 2000 de diagnose RSI en bepaalde de beperkingen van appellante in een belastbaarheidsprofiel. Het Uwv kende appellante een WAO-uitkering toe, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Na bezwaar en een hoorzitting bleef deze inschatting in stand, ondanks aanvullende klachten die appellante had gemeld.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de argumenten van appellante beoordeeld. De Raad concludeert dat het Uwv een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft uitgevoerd, maar dat er twijfels zijn over de geschiktheid van de geselecteerde functies. De Raad wijst erop dat de functie van rayonmanager en vertegenwoordiger niet in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellante, gezien de vereiste zittijd en de druk die deze functies met zich meebrengen. De Raad oordeelt dat er onvoldoende functies zijn om de schatting van de arbeidsongeschiktheid te onderbouwen.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, het beroep van appellante wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv wordt vernietigd. Het Uwv moet een nieuw besluit op bezwaar nemen, waarbij ook de mogelijkheid van schadevergoeding in overweging moet worden genomen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.362,15 bedragen, inclusief griffierecht.