ECLI:NL:CRVB:2007:BA0719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld in verband met loondoorbetaling en de oorzaken van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 oktober 2004, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellante, die als taxichauffeur werkte, had op 26 juli 2002 ziekengeld aangevraagd wegens arbeidsongeschiktheid door overspannenheid en zwangerschap. De verzekeringsarts J.M. Leeuwerik-Wortel concludeerde dat de arbeidsongeschiktheid niet primair door de zwangerschap was veroorzaakt, maar door stressgerelateerde klachten. Het Uwv weigerde vervolgens ziekengeld, omdat appellante aanspraak kon maken op loondoorbetaling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat de beschikbare medische stukken onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat de arbeidsongeschiktheid van appellante op 26 juli 2002 voornamelijk door de zwangerschap was veroorzaakt. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. De Raad wees erop dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er al langer een arbeidsconflict speelde en dat appellante op de datum van uitval niet op de hoogte was van haar zwangerschap.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.C. Bruning als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 7 maart 2007.