ECLI:NL:CRVB:2007:BA0576

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-7108 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen de herziening van zijn WAO-uitkering werd afgewezen. Appellant ontving sinds november 1997 een volledige WAO-uitkering, maar deze werd per 20 april 2004 herzien naar 55-65%. Appellant betwistte de juistheid van deze herziening en voerde aan dat zijn klachten waren toegenomen, en dat het onderzoek naar zijn beperkingen niet zorgvuldig was uitgevoerd. Hij verwees naar een schrijven van internist dr. J.W. Mulder, waarin werd gesteld dat het niet reëel was om van hem te verwachten dat hij weer kon deelnemen aan het arbeidsproces.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen waren voorgehouden die binnen de vastgestelde belastbaarheid van appellant vielen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had aangetoond dat appellant in staat was de werkzaamheden te verrichten die aan de geselecteerde functies waren verbonden. Het beroep van appellant op het Besluit eenmalige herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten werd verworpen, omdat dit Besluit op de datum in geding nog niet in werking was getreden.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter, en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger.

Uitspraak

04/7108 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2004, 04/719 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 9 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.D. van de Roemer, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.
II. OVERWEGINGEN
De Raad neemt als vaststaand aan de feiten en omstandigheden die als zodanig zijn vermeld in de aangevallen uitspraak.
Appellant heeft zich niet met het ongegrond verklaren van zijn beroep kunnen verenigen en heeft in hoger beroep - mede onder verwijzing naar de gronden van het beroep in eerste aanleg - aangevoerd dat het onbegrijpelijk is dat hij sinds november 1997 een volledige WAO-uitkering heeft ontvangen en dat die uitkering per 20 april 2004 (de datum in geding) is herzien naar 55-65%, terwijl zijn klachten eerder zijn toegenomen dan afgenomen. Het onderzoek naar zijn beperkingen is niet zorgvuldig verricht en op de in geding zijnde datum had hij geen mogelijkheden zich fysiek en psychisch in te spannen. Appellant verwijst hierbij naar het schrijven van internist dr. J.W. Mulder van 28 augustus 2003. Tevens beroept appellant zich op het Besluit eenmalige herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten.
De Raad is van oordeel dat de gedingstukken geen grondslag bieden voor het standpunt van appellant dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek ondeugdelijk is. Evenmin heeft de Raad uit de voorhanden zijnde gegevens kunnen afleiden dat het Uwv de belastbaarheid van appellant onjuist heeft beoordeeld. De Raad overweegt hiertoe dat de verzekeringsarts de gedingstukken heeft bestudeerd en appellant heeft gezien en gesproken. Uit de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) blijkt dat er met de vastgestelde beperkingen van appellant rekening is gehouden. Tevens heeft de bezwaarverzekeringsarts de FML aangescherpt door een urenbeperking van 20 uur per week, verdeeld over 5 dagen, vast te stellen.
In het schrijven van Mulder acht de Raad evenmin aanknopingspunten gelegen voor het standpunt van appellant dat hij op de in geding zijnde datum niet tot het verrichten van arbeid in staat was. Mulder heeft weliswaar geschreven dat het hem niet reëel lijkt om van iemand met appellants leeftijd en met een dergelijke voorgeschiedenis te verwachten dat hij na zeven jaar weer kan deelnemen aan het arbeidsproces, maar de internist verliest bij deze stelling de criteria van de WAO uit het oog. Bovendien heeft het schrijven van Mulder geen betrekking op de hier in geding zijnde datum.
Voorts is de Raad van oordeel dat aan appellant voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen zijn voorgehouden die vallen binnen de vastgestelde belastbaarheid van appellant en die de conclusie rechtvaardigen dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid terecht is vastgesteld op 55-65%. Het Uwv heeft met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 9 maart 2005 nogmaals en wederom voldoende gemotiveerd dat appellant in staat moet worden geacht de werkzaamheden verbonden aan de geselecteerde functies te verrichten.
Het beroep van appellant op het Besluit eenmalige herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten treft evenmin doel, reeds omdat dit Besluit op de datum hier in geding nog niet in werking was getreden.
Uit het bovenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2007.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.