ECLI:NL:CRVB:2007:BA0173
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift wegens te late indiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat het bezwaarschrift tegen een besluit van het Uwv niet tijdig was ingediend. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 8 december 2004, waarin het Uwv hem meedeelde dat hij niet meer ongeschikt werd geacht voor arbeid en dat hij geen recht meer had op ziekengeld. Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift pas na de wettelijke termijn was ontvangen. Appellant stelde in hoger beroep dat de bewijslast ten onrechte bij hem lag, omdat hij geen ontvangstbevestiging had gekregen en de persoon die het bezwaarschrift in ontvangst zou hebben genomen zich niets meer kon herinneren.
De Raad overwoog dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. Volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bezwaarschrift dat na afloop van de termijn is ingediend niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De Raad vond geen redenen die aan deze conclusie konden afdoen. Het Uwv had het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard, wat betekende dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.C. Bruning als voorzitter. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2007, in aanwezigheid van griffier J.J. Janssen. De Raad concludeerde dat appellant de mogelijkheid had om zijn bezwaarschrift per aangetekende post te verzenden, wat hem een bewijs van tijdige verzending had kunnen opleveren.