ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Maximering van de urenomvang van de maatman en de verbindende kracht van het Schattingsbesluit 2004
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 maart 2006, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die meer dan 38 uur per week werkte als voorman sorteerder en voorman schoonmaker, had zich op 5 december 2003 ziekgemeld. Het Uwv had op 21 maart 2005 geweigerd appellant een WAO-uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellant was van mening dat de regeling van de maximering van de urenomvang van de maatman, zoals opgenomen in het Schattingsbesluit 2004, verbindende kracht mistte.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 2 maart 2007 behandeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld over de verbindende kracht van het Schattingsbesluit 2004. De Raad stelde vast dat de artikelen 9 en 10 van het Schattingsbesluit 2004 onverbindend zijn voor zover zij het beginsel van feitelijke inkomstenderving verlaten. Dit oordeel was gebaseerd op de overwegingen die aan de uitspraak van de Raad zijn gehecht.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het besluit van het Uwv van 21 maart 2005 vernietigd. Tevens werd het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.288,- werden begroot, en moest het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 142,- vergoeden.