ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Maximering van de urenomvang van de maatman en de onverbindendheid van het Schattingsbesluit 2004
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die als zelfstandig melkveehouder werkt, ontvangt sinds 1 juli 2002 een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), met een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De rechtbank had geoordeeld dat de maximering van de urenomvang van de maatman, zoals vastgelegd in het Schattingsbesluit 2004, onverkort van toepassing was. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat deze maximering onverbindend is.
Tijdens de zitting op 24 november 2006 werd appellant vertegenwoordigd door J.A.H. van Schaik, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. H.J. van Werven. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 maart 2007 geoordeeld dat de artikelen 9 en 10 van het Schattingsbesluit 2004, voor zover deze het beginsel van feitelijke inkomstenderving verlaten, onverbindend zijn. De Raad oordeelt dat het besluit van het Uwv, dat de WAZ-uitkering van appellant per 16 augustus 2005 introk, niet in stand kan blijven.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het inleidend beroep alsnog gegrond. Het Uwv wordt opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.288,-, en moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 142,- vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige toepassing van de regelgeving omtrent arbeidsongeschiktheid en de bescherming van de rechten van zelfstandigen.