ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Herziening van dagloon en wettelijke rente in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft een verzoek tot herziening van het dagloon van betrokkene, die aanspraak maakte op wettelijke rente over een nabetaling. Betrokkene had in 2003 een verzoek ingediend voor herziening van zijn WW-uitkering, die oorspronkelijk was vastgesteld op 3 januari 1994. Het UWV had in 2004 een bedrag van € 338,79 aan wettelijke rente toegekend, maar betrokkene was het niet eens met de ingangsdatum van de rente, die was vastgesteld op 1 april 2002. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het UWV vernietigd, waarbij het UWV was opgedragen een nieuw besluit te nemen.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het beroep gegrond heeft verklaard. De Raad oordeelde dat betrokkene niet tijdig gebruik had gemaakt van het rechtsmiddel tegen het onrechtmatige toekenningsbesluit van 6 januari 1994. Dit betekende dat de schade van betrokkene volledig aan hem kon worden toegerekend, waardoor de vergoedingsplicht van het UWV verviel. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 13 december 2004 ongegrond verklaard. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan in beginsel verplicht is om schade te vergoeden die voortvloeit uit onrechtmatige besluiten, maar dat in dit geval de omstandigheden anders lagen.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de wettelijke rente in gevallen van herziening van uitkeringen en benadrukt de verantwoordelijkheid van betrokkene om tijdig rechtsmiddelen aan te wenden.