ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8037
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 april 2004, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Veerkamp, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 21 februari 2003, waarbij zijn WAO-uitkering per 27 mei 2002 werd herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 februari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft in haar uitspraak een overzicht gegeven van de relevante feiten en omstandigheden. Appellant heeft in het hoger beroepschrift verwezen naar hetgeen in eerdere procedures is aangevoerd. De Raad heeft de grieven van appellant besproken en geconcludeerd dat deze niet kunnen slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van het Uwv, dat is gebaseerd op rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
Tijdens de zitting op 22 december 2006 heeft appellant zijn standpunten toegelicht, waarbij hij onder andere aanvoerde dat de functie van machinaal metaalbewerker niet passend zou zijn. De Raad heeft echter vastgesteld dat er in de bezwaarfase al overleg heeft plaatsgevonden tussen de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts over deze functie, die passend is bevonden. De Raad heeft geen bewijs gevonden dat appellant de hem voorgehouden functies niet zou kunnen vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier A.C.W. Ris-van Huussen.