ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7933
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij aspecifieke RSI en de rol van deskundigen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WAO-uitkering aan betrokkene [betrokkene 1]. De Raad heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had geoordeeld dat de beperkingen van betrokkene niet juist waren vastgesteld en dat de hem voorgehouden functies niet geschikt waren. Appellant had betrokkene een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
De Raad heeft in zijn overwegingen de rol van deskundigen benadrukt. Appellant had de arts Stenvers ingeschakeld, die concludeerde dat er bij betrokkene sprake was van aspecifieke RSI, wat volgens appellant impliceert dat er geen objectief vaststelbare afwijkingen zijn. De Raad heeft echter een onafhankelijke neuroloog, J. Heerema, benoemd om de situatie van betrokkene te beoordelen. Heerema concludeerde dat er op de datum van de beoordeling geen objectiveerbare afwijkingen aanwezig waren en dat betrokkene in staat was de voorgehouden functies te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat het oordeel van een door de Raad ingeschakelde deskundige in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van deze hoofdregel rechtvaardigen. In dit geval was er geen reden om van het oordeel van Heerema af te wijken. De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het inleidend beroep alsnog ongegrond verklaard. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.