ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6980
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.T.M. Sonderegger
- M.C.M. van Laar
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de weigering van ziekengeld door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een betrokkene tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de berekening van haar arbeidsongeschiktheid en de weigering van ziekengeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 januari 2007 uitspraak gedaan. De betrokkene had een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had ziekengeld aangevraagd op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 35 tot 45% en had de ziekengeldaanvraag geweigerd. De rechtbank Arnhem had eerder de besluiten van het Uwv vernietigd, maar het Uwv ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 1 november 2006 is de betrokkene verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een medewerker. De Raad heeft de medische gegevens van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere beoordeling van het Uwv zou kunnen ondermijnen. De Raad heeft vastgesteld dat de functies die aan de betrokkene waren voorgehouden, niet in overeenstemming waren met haar belastbaarheid, met name op het gebied van tillen en staan.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van de betrokkene tegen de besluiten van het Uwv gegrond werd verklaard. De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van de betrokkene moet bijdragen, en heeft de kosten vastgesteld op € 973,30. De Raad heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van de betrokkene moet vergoeden en dat er griffierecht wordt geheven van het Uwv.