ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van gezondheidstoestand bij aanvang van de verzekering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die haar beroep ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 januari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die ziekengeld had aangevraagd op basis van de Ziektewet (ZW). De zaak draait om de vraag of de gezondheidstoestand van appellante bij aanvang van de verzekering zodanig was dat arbeidsongeschiktheid binnen een half jaar kennelijk te verwachten was. Appellante had zich ziek gemeld na een ziekenhuisopname vanwege meningitis en stelde dat haar arbeidsongeschiktheid het gevolg was van een depressie na de zelfdoding van een goede vriend.
De Raad overweegt dat het Uwv de bevoegdheid heeft om ziekengeld te weigeren indien de ongeschiktheid tot werken binnen een half jaar na aanvang van de verzekering is ingetreden, en dat er bij aanvang van de verzekering een stellige verwachting moet zijn dat deze ongeschiktheid zou optreden. De Raad concludeert dat het Uwv ten onrechte toepassing heeft gegeven aan deze bevoegdheid, omdat de omstandigheden van appellante niet voldoende waren om te concluderen dat zij bij aanvang van de verzekering al arbeidsongeschikt was of dat dit binnen een half jaar zou gebeuren.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Het Uwv moet een nieuw besluit op bezwaar nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het betaalde griffierecht aan appellante vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de gezondheidstoestand bij aanvang van de verzekering en de gevolgen daarvan voor de toekenning van ziekengeld.