ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6906
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van vermogen
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren. Appellant had op 26 september 2003 een aanvraag ingediend op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Het College wees deze aanvraag af op 20 januari 2004, omdat appellant redelijkerwijs kon beschikken over een vermogen dat hoger was dan het vrij te laten vermogen. Dit besluit werd in een later stadium, op 23 november 2004, in stand gehouden, waarbij het College ook verwees naar het aandeel van appellant in een woning in Duitsland.
De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant ten tijde van de aanvraag mede-eigenaar was van een woning in Duitsland, wat impliceert dat hij beschikte over een vermogen dat relevant was voor de bijstandsverlening. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om aan te tonen dat hij niet over dit vermogen beschikte, wat hij niet deed. Appellant had geen actuele waarde van de woning kunnen overleggen, ondanks verzoeken van het College om deze informatie te verstrekken.
De Raad concludeerde dat appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door geen relevante gegevens te verstrekken. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af, met de conclusie dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was.